‘Zo, broek, ben je daar weer? Hoe was ’t vandaag?’ Iedere dag hetzelfde liedje: thuiskomen, schooltas in de keuken smijten, mamma gedag zeggen en bij opa naar binnen rennen. Hij zat er altijd: in zijn stoel bij het raam. Tot hij vandaag precies 30 jaar geleden overleed.
Broek…zo noemde hij mij. Omdat ik een hippe lichte spijkerbroek had gekregen van m’n moeder. Vond hij stoer. Stiekem denk ik dat hij die broek zo ophemelde, omdat oma vond dat ik teveel op een jongen leek. Dat was opa ten voeten uit: tikkie eigenwijs en met een bak humor.
Tenminste, dat denk ik. Want op m’n 10de zag ik nog geen minder leuke kantjes bij mensen. En dat is mooi voor m’n herinneringen. Opa blijft zo de leukste, liefste, gekste opa die een kind zich kan wensen. En hij woonde nog bij mij in huis ook: beter kon het niet worden.
Zuurkool met worst
Elke avond mocht 1 van ons 5 bij opa en oma in de woonkamer eten. Wat een feest. Zeker als we zuurkool aten. Dan deden opa en ik een wedstrijdje wie het meeste at. Ik won, steeds weer. En opa maar lachen. Ik vermoed dat hij ’s avonds – als ik op bed lag – de pannen leeg schraapte om z’n maag verder te vullen.

Colacafé
Vroeger had opa een kaaswinkel in Amsterdam. Later lagen er beneden in de kelder altijd nog wat kaasbestellingen om rond te brengen bij horeca daar. Dan stapte hij met mijn vader in de auto en één van ons mocht mee.
Dat was vechten: omdat Amsterdam spannend was. Maar vooral om het glas cola dat de barman van het ‘colacafé’ op het Leidseplein standaard voor ons inschonk.
Warme melk met vel
Opa bleef werken tot vlak voor zijn dood. Elke dag om 7 uur vertrok hij op z’n fiets. Maar niet voordat ik in de keuken bij hem zat als hij at. Bruin brood: meestal met kaas, soms zonder beleg. Altijd met warme melk. Het vel op de melk verdween – hupsakee – zo in z’n mond. Ik keek kokhalzend toe en dan zei hij altijd: ‘Da’s ook melk, kind. Zonde.’
Daarna sopte hij z’n bruine boterham in de warme melk. En kokhalsde ik nog meer. Met pretogen keek hij me dan aan, terwijl de warme melk langs z’n kin naar beneden drupte.
Zoethoudertjes
Elk weekend deed hij op de markt boodschappen voor oma en dan ging ik mee. Omdat ’t gezellig was. Maar vooral, omdat ik dan voor ons alle 5 een zakje snoep mocht uitkiezen bij de snoepkraam. Dat kregen we dan op zondag na de ochtendkoffie. ‘Zijn jullie de hele dag zoet.’ Snapte ik toen niet. Nu zou ik dezelfde woordgrap kunnen maken bij m’n eigen kinderen.
Liefde
En bijna ieder weekend zeemde hij de ramen voor m’n oma. Dat vond ik toen al lief. Nu ik eraan terugdenk, was dat een daad van pure wilskracht. Want opa was kromgegroeid door de ziekte van Bechterew en had altijd pijn. Door z’n staar zag hij niet zo veel meer. En toch deed hij het: tot het niet meer ging. Voor z’n vrouw. Da’s lief.
Lege stoel
Opa stierf uiteindelijk aan de gevolgen van een ongeluk op zijn werk. De stoel bij het raam bleef voor altijd leeg. Mijn ritueel bij thuiskomst na school moest op de schop. Wat vond ik het moeilijk. Maar wat heerlijk om nu op die tijd met hem te kunnen terugkijken.
Prachtig dit en zo herkenbaar !